Door de steeds sneller veranderende economie is de tijd rijp om ons sociale stelsel drastisch te vernieuwen
Door een toename van technologie en robots in de samenleving, wordt veel werk door mensen onnodig. Veel mensen reageren hier angstig op, bijvoorbeeld omdat ze bang zijn hun baan kwijt te raken. Dit hoeft echter geen probleem te zijn. Wat er in feite gebeurt is dat robots onze taken overnemen en wij hierdoor meer tijd krijgen om te gaan doen wat we zelf leuk en zinvol vinden.
Wel is het natuurlijk een reëel probleem dat mensen die door robotisering hun baan verliezen in de huidige situatie negatieve gevolgen ervaren. We zullen dus onze samenleving anders moeten inrichten om te zorgen dat robotisering juist positief uitpakt.
Op dit moment bestaat ons sociale stelsel uit een oerwoud aan ingewikkelde regels en toeslagen. Dit heeft twee belangrijke negatieve gevolgen. Ten eerste zorgt dit voor een hoop bureaucratie en controledrift. Dit kost niet alleen bakken met geld, maar veroorzaakt ook allerlei privacy-inperkende en soms mensonterende controles. Ten tweede hebben de mensen voor wie al deze toeslagen bedoeld zijn,lang niet altijd door waar ze recht op hebben. Dit zorgt voor schrijnende situaties. Het is helaas zo dat mensen die het niet redden om op eigen kracht in hun behoeftes te voorzien, ook niet altijd assertief genoeg zijn om aanspraak te maken op de hulp waar ze recht op hebben. Ook wordt soms hulp van de overheid geweigerd vanwege schaamte door het stigma dat hierop rust of omdat dit niet strookt met hun eergevoel.
Wanneer je het sociale stelsel wilt versimpelen, is het onvoorwaardelijk basisinkomen de meest logische uitkomst. Iedereen krijgt het, ongeacht zijn of haar situatie. Dit maakt alle bureaucratie die nodig is voor al die toeslagen dus in één klap overbodig. Bovendien hoeft niemand meer met privacy-inperkende maatregelen te controleren of je wel recht hebt op een bepaalde uitkering of toeslag. Iedereen heeft er immers recht op. Dat niemand meer wordt overgeslagen heeft als positief gevolg dat vrijwel alle armoede in een klap uitgeroeid zal zijn. Niet onbelangrijk, zou ik zeggen.
Het onvoorwaardelijk basisinkomen is geen nieuw idee. De liberale/libertarische economen Milton Friedman en Friedrich Hayek pleitten in de jaren ’60 al voor een onvoorwaardelijk basisinkomen.
Door sommigen wordt met termen als ‘gratis geld voor iedereen’ tegenwoordig de illusie gewekt dat met een basisinkomen grote hoeveelheden overheidsgeld de economie in zouden worden gepompt, waardoor er misschien zelfs inflatie plaats zou kunnen vinden. Dit is echter een misvatting. Inflatie wordt eerder veroorzaakt doordat banken geld uit niets kunnen creëren zolang we niet op decentrale cryptocurrencies overstappen. Het basisinkomen gaat niet over het uitdelen van nieuw geld. Het gaat over het versimpelen van de manier waarop we onze sociale zekerheid inrichten. Dit betekent dus ook dat een onvoorwaardelijk basisinkomen per definitie haalbaar is.
Sterker nog, het maakt onze sociale zekerheid goedkoper. Friedman noemde het basisinkomen negatieve inkomstenbelasting. Als je onder een bepaald bedrag zou verdienen, zou de overheid dit tot een bepaald niveau aanvullen. Hij berekende dat dit zou leiden tot een besparing van 72% op de sociale zekerheid. En Friedman hield er bij deze berekeningen natuurlijk geen rekening mee dat we inmiddels honderden miljoenen uitgeven aan een bijzonder ineffectieve werklozenindustrie.
Met het basisinkomen worden dus zowel doelen vanuit een socialistische ideologie (het uitroeien van armoede) als een liberalistische ideologie (minder bureaucratie en controles, kleinere overheid) bereikt. Piratenpartij-oprichter Rick Falkvinge maakte al duidelijk dat de tegenstelling tussen links en rechts in een samenleving waar machines het meeste werk doen veel minder relevant is dan vroeger het geval was. Een onvoorwaardelijk basisinkomen is geen zaak van links of rechts, maar een zaak van vrijheid en bescherming van basisrechten. Niet voor niets nam Falkvinge het basisinkomen op als een van de kernprincipes in zijn Piraten-wiel.
Het is de vraag of we als samenleving optimaal gebruik zullen gaan maken van de vrijheid die robotisering ons biedt. Economen en sociologen die in de jaren ’70 voorspelden dat we binnenkort nog maar 15 uur zouden werken, hadden niet voorzien dat we nu zo gefixeerd zouden zijn op werk, dat we krampachtig allerlei nieuwe banen zouden gaan verzinnen. Om deze reden zijn we veel meer werk gaan doen dat weinig waarde toevoegt aan de samenleving. Prof. David Graeber spreekt zelfs van de term‘bullshit jobs’.
De vraag waarom we zoveel onzinnig werk doen heeft me lang bezig gehouden en is voor mij persoonlijk ook eigenlijk de hoofdreden dat ik zo enthousiast ben over het onvoorwaardelijk basisinkomen. Het geeft op verschillende manieren prikkels om meer zinvolle dingen te gaan doen.
Het basisinkomen verlaagt drempels om te ondernemen en daarbij risicovolle plannen uit te voeren, die, als ze slagen, een hoge opbrengst opleveren. Je kunt immers terugvallen op je basisinkomen als je plan faalt. Voor werknemers biedt het basisinkomen de vrijheid om dingen te gaan doen die ze zelf zinvol en interessant vinden. Dit biedt alleen niet meer mogelijkheden tot zelfontplooiing. Het wordt zo ook onmogelijk voor werkgevers om mensen te dwingen tegen een laag loon vervelende ‘bullshit jobs’ te gaan doen. Wanneer vervelend werk weinig waarde toevoegt aan de samenleving, zal het loon voor dit soort banen dus moeten stijgen, om mensen het werk nog te laten doen. Door marktwerking ligt het voor de hand dat er veel vervelend werk dat weinig toevoegt aan de samenleving zal verdwijnen.
Vervelend werk dat wel degelijk waarde toevoegt aan de samenleving, zal echter niet zomaar verdwijnen. We vinden immers als samenleving belangrijk dat dit werk blijft bestaan. Wel zullen voor dit soort werk hierdoor de lonen stijgen. Dit zal niet alleen tot gevolg hebben dat mensen die belangrijk werk doen, hier ook echt meer voor gaan verdienen, maar ook dat het aantrekkelijker zal worden om dit werk sneller te automatiseren. Ik voorspel bijvoorbeeld dat bij een basisinkomen zelfreinigende toiletten een snellere opmars zullen maken dan nu het geval is.
Kortom, door een basisinkomen zal vervelend werk wanneer het niet nuttig is sneller verdwijnen, en wanneer het wel nuttig is sneller door robots overgenomen. Mensen zullen meer gaan ondernemen en vaker werk gaan doen wat ze zelf nuttig en interessant vinden. Robots gaan steeds meer onze vervelende taken overnemen en als mensen gaan we steeds meer leuke dingen doen.
Dat mensen meer zinvolle dingen gaan doen, blijkt ook uit eerdere experimenten met het basisinkomen. Deze experimenten vonden zowel op grote of als kleine schaal over de hele wereld plaats. In Oeganda gaf de regering $400,- aan 12.000 jongeren tussen de 16 en 35 jaar. Vier jaar later hadden ze 60% vaker een baan en verdienden ze 50% meer per jaar. Goede sollicitatiecursus die dat verbetert. Een ander Oegandees programma waarbij 1800 arme vrouwen $150,- kregen gaf vergelijkbare resultaten.
Zo zijn er nog meer experimenten van over de hele wereld. In Namibië daalde ondervoeding (25%), criminaliteit (42%) en spijbelen (van 40% naar vrijwel 0%). Blijkbaar werd er vooral gespijbeld omdat kinderen voor een inkomen moesten zorgen.
Ook in de Westerse wereld hebben zulke experimenten plaatsgevonden. Zwervers in Londen kregen bijvoorbeeld 3000,- pond. Dit maakten ze niet op aan drank of drugs, maar ze gingen cursussen volgen en konden uiteindelijk op eigen benen staan. Uit onderzoek bleek dat de overheid zo slechts 1/7 van de kosten maakte dan zij eerder deed aan hulpverleners, agenten en rechters die zich eerder met de zwervers moesten bezighouden.
Nu blijkt uit bovenstaande voorbeelden vooral dat een klein geldbedrag geven ervoor zorgt dat mensen in zichzelf gaan investeren. Zo blijkt het een goedkope manier om mensen te helpen. Wat voor de Nederlandse situatie natuurlijk een veel interessantere vraag is, is of een onvoorwaardelijk basisinkomen ook op een grotere schaal werkt. Gelukkig zijn er ook op een grotere schaal al experimenten geweest. In het Canadese stadje Dauphin is in de jaren ’70 met een basisinkomen geëxperimenteerd. Van iedereen werd het inkomen tot een minimumbedrag aangevuld. 30% van de 13.000 inwoners bleken hier recht op te hebben. Ook dit werd een groot succes. Er werd sneller en beter gestudeerd. Psychische problemen en huiselijk geweld namen af. Ziekenhuisbezoek daalde met 8,5%. Zelfs een generaties later, nadat het basisinkomen door een nieuwe regering voortijdig was afgeschaft, waren hiervan nog effecten merkbaar.
Op een nog grotere schaal kregen tienduizenden gezinnen in de VS in de jaren ’60 een basisinkomen. Zowel in de VS als in Canada gingen mensen maar een klein minder betaald werk doen. Het is natuurlijk moeilijk meetbaar, maar de kans is groot dat dit verschil voor een groot deel verklaard kan worden door mensen die ook al niets deden, maar dan in de baas zijn tijd. Dit ging met name om vrouwen met jonge kinderen en om jongeren. Zij compenseerden dit met andere nuttige activiteiten, zoals goede zorg voor een cursus psychologie of acteerlessen. Schoolprestaties verbeterden en de volksgezondheid verbeterde.
Oftewel, er is geen mogelijkheid om op basis van bestaande evidentie tegen het basisinkomen te zijn. Een onvoorwaardelijk basisinkomen verlost ons van privacy-onvriendelijke controledrift, van onnodige bureaucratie en van armoede. Het geeft ons vrijheid, waardoor we meer dingen gaan doen die er echt toe doen. Dit is goed voor de reële economie. Bovendien verbetert de volksgezondheid.
Door de toenemende robotisering van de samenleving is de tijd rijp om de ons sociale stelsel drastisch te vernieuwen. Het is daarom hoog tijd dat ook in Nederland geëxperimenteerd gaat worden met een basisinkomen. Daarom wil de Piratenpartij Noord-Holland dat de provincie een experiment met het basisinkomen faciliteert. Dit experiment kan dienen als evidentie dienen voor het Zwitserse referendum in 2016. En als het net zo succesvol blijkt als haar voorgangers, zou het misschien ook een goede aanleiding kunnen zijn om de invoering van een landelijk basisinkomen te overwegen.
Dit artikel van Matthijs Pontier verscheen ook op Joop.nl